Een vlinder heeft vier vleugels, twee aan elke kant van zijn lichaam.
De bovenste vleugels zijn bij de meeste soorten groter dan de onderste. De vleugels van vlinders verschillen een beetje per familie. Zo hebben vedermotten vertakte vleugels, waardoor het lijkt alsof ze meer dan vier vleugels hebben.
Enkele vlindersoorten zijn vleugelloos, meestal alleen de vrouwtjes.
- Voorvleugels: De bovenste, meestal grotere vleugels.
- Achtervleugels: De onderste, kleinere vleugels.
De vleugels van vlinders zijn bedekt met kleine schubjes. Deze schubjes geven de vlinders hun kleur en patroon.
De vleugels zijn belangrijk voor vlinders om te vliegen, te paren en om zich te camoufleren.
Wil je meer weten over de anatomie van vlinders?