De neo-impressionistische schildertechniek die verwant is aan pointillisme is divisionisme.
Beide technieken maken gebruik van kleine, ongemengde kleurpuntjes of streepjes om beelden te creëren. De vermenging van de kleuren vindt pas plaats in het oog van de toeschouwer, door een optisch effect.
Het pointillisme kenmerkt zich door het gebruik van stippen, terwijl het divisionisme meer streepjes gebruikt.
Beroemde neo-impressionistische schilders die pointillisme gebruikten zijn Georges Seurat en Paul Signac.
Een bekende divisionist is Charles Angrand.
Hoewel pointillisme en divisionisme nauw verwant zijn, zijn er enkele subtiele verschillen:
- Puntgrootte: Pointillistische stippen zijn doorgaans kleiner dan divisionistische streepjes.
- Vorm: Pointillistische stippen zijn meestal rond, terwijl divisionistische streepjes verschillende vormen kunnen hebben, zoals vierkant of rechthoekig.
- Doel: Pointillisme richt zich meer op het nabootsen van lichteffecten, terwijl divisionisme gericht is op het creëren van een vibrerende en intense kleurexplosie.
Naast pointillisme en divisionisme, gebruikten neo-impressionisten ook andere technieken, zoals:
- Impasto: Het aanbrengen van dikke verfstreken om textuur en reliëf te creëren.
- Cloisonné: Het gebruik van platte, onvermengde kleurvlakken, omgeven door donkere lijnen.
Het neo-impressionisme was een belangrijke stroming in de kunstgeschiedenis, die een blijvende invloed heeft gehad op de ontwikkeling van de moderne kunst.