Er zijn verschillende manieren om garen uit twee of meer draden te maken:
Twijnen:
- Dit is de meest gebruikte methode. Hierbij worden twee of meer draden om elkaar heen gedraaid, meestal in tegenovergestelde richting van de draaiing van de gebruikte draden. Dit resulteert in een garen dat dikker en sterker is dan de afzonderlijke draden.
- Er zijn verschillende soorten twijnen, zoals:
- S-twijnen: De draden worden met de klok mee gedraaid.
- Z-twijnen: De draden worden tegen de klok mee gedraaid.
- Cablégaren: Twee of meer getorste draden worden samen getwijnd, maar in de tegenovergestelde richting van de getorste strengen.
- Twijnen kan met de hand of met een machine worden gedaan.
Dubbelen:
- Hierbij worden twee draden naast elkaar gelegd en vervolgens samen verwerkt alsof het één draad is.
- Dubbelen wordt vaak gebruikt om garen te maken dat dikker is dan de afzonderlijke draden, maar zonder de extra sterkte die twijnen geeft.
- Dubbelen kan met de hand of met een machine worden gedaan.
Corespun garen:
- Hierbij wordt een kern van een ander materiaal, zoals polyester of elastaan, omwikkeld met een draad van een ander materiaal, zoals katoen of wol.
- Corespun garen is sterk, rekbaar en heeft een glad oppervlak.
- Corespun garen wordt vaak gebruikt voor het maken van sokken, panty’s en andere rekbare kledingstukken.
Andere methoden:
- Er zijn nog andere methoden om garen uit twee of meer draden te maken, zoals pletten, verlijmen en versmelten.
De keuze van de methode hangt af van een aantal factoren, zoals:
- De gewenste dikte en sterkte van het garen.
- De gewenste eigenschappen van het garen, zoals rekbaarheid, gladheid en kleur.
- De beoogde toepassing van het garen.
Enkele handige links: