De Nederlandse opstandelingen tijdens de Tachtigjarige Oorlog hadden geen eenduidige benaming. Afhankelijk van de context werden ze aangeduid met verschillende namen:
Geuzen: Dit was de meest gebruikte benaming. Het woord “geuzen” is afgeleid van het Franse woord “gueux”, dat “bedelaars” of “schooiers” betekent. De Spanjaarden gebruikten deze term om de opstandelingen te beschimpen, maar de geuzen namen de term over en gaven hem een trotse betekenis. Ze zagen zichzelf als bedelaars van de vrijheid.
Opstandelingen: Deze neutrale term werd gebruikt om te verwijzen naar alle mensen die zich tegen het Spaanse bewind verzetten.
Rebellen: Deze term werd soms gebruikt door de Spanjaarden en door tegenstanders van de opstand om de opstandelingen te beschrijven als illegitieme oproerkraaiers.
Patriotten: Deze term werd later in de oorlog gebruikt om te verwijzen naar degenen die vochten voor de onafhankelijkheid van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
Naast deze algemene benamingen, waren er ook tal van andere namen die werden gebruikt voor specifieke groepen opstandelingen. Zo werden de watergeuzen bijvoorbeeld genoemd naar hun gebruik van kleine schepen om Spaanse schepen aan te vallen.
De keuze van de benaming hing af van verschillende factoren, zoals de sociale status van de opstandelingen, de politieke context en de persoonlijke voorkeur van de spreker.
Belangrijk is om te onthouden dat de Tachtigjarige Oorlog geen homogene opstand was. Er waren verschillende groepen opstandelingen met verschillende belangen en doelen. Sommige opstandelingen vochten vooral voor religieuze vrijheid, terwijl anderen zich meer richtten op politieke autonomie of economische voordelen.
Ondanks deze diversiteit, slaagden de opstandelingen erin om zich te verenigen tegen een gemeenschappelijke vijand: het Spaanse Rijk. Hun vasthoudendheid en moed resulteerden uiteindelijk in de onafhankelijkheid van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.