Een Amerikaanse president mag maximaal twee termijnen van vier jaar in functie zijn. Dit komt neer op acht jaar in totaal.
Deze beperking is vastgelegd in het 22ste amendement van de Amerikaanse Grondwet, dat in 1951 werd geratificeerd.
Voor het 22ste amendement was er geen limiet aan het aantal termijnen dat een president kon dienen. Franklin D. Roosevelt was de enige president die meer dan twee termijnen diende. Hij werd vier keer verkozen en stierf in 1945 tijdens zijn vierde termijn.
De reden voor het instellen van een termijnlimiet was om te voorkomen dat een president te veel macht zou krijgen en om ervoor te zorgen dat er regelmatig nieuwe leiders zouden komen.
Er zijn enkele uitzonderingen op de termijnlimiet. Als een vicepresident president wordt na het overlijden of aftreden van een zittende president, mag die vicepresident de rest van de termijn van de overleden of afgetreden president uitdienen en daarna nog één keer zelf worden verkozen.
Dus, in theorie kan een vicepresident die president wordt in de loop van een termijn, in totaal tien jaar president zijn.
Echter, in de praktijk is het nog nooit gebeurd dat een vicepresident langer dan acht jaar president is geweest.