Om het indirecte object te vinden, kunt u naar het object zoeken in de zin dat het de actie uitvoert en niet het onderwerp is. Vaak is het meewerkend voorwerp het voorwerp na het werkwoord.
Bijvoorbeeld, in de zin “Jan gaf het boek aan Marie”, is “Jan” het onderwerp en “Marie” het meewerkend voorwerp. De uitgevoerde actie is “het boek aangegeven”. Dus het meewerkend voorwerp hier is “Marie” omdat zij de ontvanger van de actie is.
Soms is er geen duidelijk meewerkend voorwerp in een zin, bijvoorbeeld in de zin “Jan loopt naar huis”. In dit geval is er geen object dat de actie uitvoert, dus er is geen indirect object.