De neo-impressionistische schildertechniek die verwant is aan pointillisme is divisionisme.
Beide technieken maken gebruik van kleine, ongemengde verftoetsen, maar met een subtiel verschil:
- Pointillisme: Gebruikt uitsluitend kleine stippen van kleur.
- Divisionisme: Gebruikt kleine streepjes of vlekjes van kleur.
In beide technieken worden de kleuren naast elkaar op het doek geplaatst, in plaats van ze te mengen op het palet. Hierdoor ontstaat er een optische vermenging in het oog van de beschouwer. De kleuren lijken te vibreren en stralen meer intensiteit uit.
De bekendste neo-impressionistische kunstenaars die met deze technieken werkten zijn:
- Georges Seurat: De grondlegger van het pointillisme, bekend om zijn werk “Een Zondagmiddag op het Eiland van de Grande Jatte”.
- Paul Signac: Een belangrijke promotor van het neo-impressionisme en een vriend van Seurat.
- Theo van Rysselberghe: Een Belgische schilder die pointillisme en divisionisme combineerde met zijn eigen symbolistische stijl.
Naast pointillisme en divisionisme omvat neo-impressionisme ook andere technieken die gericht zijn op het analyseren en synthetiseren van licht en kleur.
Enkele belangrijke kenmerken van neo-impressionisme zijn:
- Wetenschappelijke basis: Neo-impressionisten baseerden hun technieken op kleurenleer en optische wetten.
- Focus op licht en kleur: De kunstenaars wilden de effecten van licht en kleur op een wetenschappelijke manier vastleggen.
- Stippels en vlekjes: Gebruik van kleine, ongemengde verftoetsen om kleuren te mengen in het oog van de beschouwer.
- Vibrerende kleuren: De werken neigen te stralen en een intense lichtuitstraling te hebben.
Neo-impressionisme was een belangrijke stroming in de kunstgeschiedenis die de grenzen van het impressionisme verlegde en nieuwe inzichten bracht in de werking van licht en kleur.
Bronnen: