Papyrus werd gemaakt van de stengels van de papyrusplant (Cyperus papyrus), die in moerasgebieden langs de Nijl groeide.
De stengels werden in dunne reepjes gesneden en vervolgens kruislings op elkaar geplakt met behulp van het kleverige sap van de plant zelf. Na het persen en drogen ontstond er een glad, dik materiaal dat perfect was om op te schrijven.
Papyrus was eeuwenlang de belangrijkste schrijfdrager in de oudheid, totdat het in de 7e eeuw na Christus geleidelijk werd vervangen door perkament.
Hier is een samenvatting van het proces:
- Oogsten van de stengels: De stengels van de papyrusplant werden in de juiste rijpheid gesneden.
- Snijden van reepjes: De buitenste schil werd verwijderd en de stengel werd in dunne reepjes van ongeveer 40 cm lang gesneden.
- Plaatsen van de reepjes: De reepjes werden eerst verticaal naast elkaar gelegd op een plat oppervlak. Vervolgens werd er een tweede laag reepjes horizontaal over de eerste laag gelegd, waarbij de reepjes elkaar net overlappten.
- Persen en drogen: De gestapelde reepjes werden onder druk gelegd met behulp van zware stenen of houten platen. Hierdoor kleefden de reepjes aan elkaar en verdween overtollig vocht. Na het persen werden de vellen papyrus in de zon gedroogd.
- Gladmaken: De gedroogde vellen papyrus werden met een gladde steen of een beenen werktuig gepolijst om een glad schrijf oppervlak te creƫren.
Papyrus was een duurzaam en veelzijdig materiaal. Het was licht, sterk en kon worden beschreven met zowel inkt als verf. Naast het gebruik voor schrijfdoeleinden, werd papyrus ook gebruikt voor het maken van boten, manden, schoenen en zelfs kleding.