De soort is inheems in Noord-Amerika en is een exotische soort in Europa. Het verhaal gaat dat in 1845 een vat bessen op Terschelling aanspoelde en door een strandjutter achter de eerste duinenrij werd gebracht, omdat hij dacht dat het een waardevol vat wijn was. Toen de inhoud uit bessen bleek te bestaan, liet hij die achter, waarna de soort op Terschelling kon zaaien. Daar werden in 1868 levende planten ontdekt door botanicus Franciscus Holkema. Voor die tijd werd de soort al in Engeland en Duitsland gekweekt om zijn eetbare en vitamine C-rijke vruchten.
Op Terschelling komen uitgestrekte cranberryvelden voor in vochtige zure duinvalleien; de oogst van de bessen is verhuurd aan een cranberrybedrijf. Ook op Vlieland zijn grotere velden te vinden. Op de andere Waddeneilanden komt de cranberry minder voor. De cranberry komt in kleine aantallen voor in het Fochteloërveen en het Eesveen op de grens van Friesland en Drenthe en ook in het Wormer en Jisperveld en in Noord-Brabant op de Kampina. In België wordt op de Kalmthoutse Heide een kleine populatie gehandhaafd. Op Terschelling staat de plant bekend als ‘Pieter-Sipkesheide’, naar de vinder van het vat in 1845.