Voorafgaand aan de USB-stick waren er diverse datadragers die fungeerden als voorlopers, elk met hun eigen beperkingen en voordelen:
Diskettes (floppy disks):
- De meest iconische voorloper, met formaten variërend van 5,25 inch tot 3,5 inch.
- Opslagcapaciteit varieerde van 180 kilobyte tot 1,44 megabyte.
- Kwetsbaar voor stof, vuil en magnetische velden, wat leidde tot datverlies.
- Relatief traag in vergelijking met moderne datadragers.
Magnetische tape:
- Grote spoelen met magnetisch tape werden gebruikt voor back-ups van mainframes en minicomputers.
- Hoge opslagcapaciteit, maar traag in toegang en niet erg draagbaar.
- Gevoelig voor vocht en temperatuurschommelingen.
Zip-schijven:
- Ontwikkeld door Iomega in 1995, met een opslagcapaciteit van 100 megabyte.
- Groter en sneller dan diskettes, maar nog steeds kwetsbaar en met beperkte capaciteit.
CD-R/RW:
- Optische schijven met 650 megabyte (CD) of 4,7 gigabyte (DVD) opslagcapaciteit.
- Populair voor het delen van bestanden en het branden van muziek, maar trager dan USB-sticks.
- Vereist een aparte CD-brander voor gebruik.
Andere opties:
- Memory Sticks: Ontwikkeld door Sony in 1998, met een initiële capaciteit van 4 megabyte.
- SmartMedia-kaarten: Gebruikt in digitale camera’s en andere apparaten, met een maximale capaciteit van 128 megabyte.
- CompactFlash-kaarten: Robuuste kaarten met hoge opslagcapaciteit, gebruikt in diverse elektronische apparaten.
De USB-stick overtrof al deze voorgangers door:
- Grotere opslagcapaciteit: Van megabytes tot gigabytes en zelfs terabytes.
- Hoge snelheid: Gemakkelijke gegevensoverdracht met USB-technologie.
- Draagbaarheid: Klein, licht en compact.
- Duurzaamheid: Weerbestendig en bestand tegen stoten.
- Eenvoudig gebruik: Plug-and-play functionaliteit op vrijwel elke computer.
De introductie van de USB-stick in het late midden van de jaren 2000 markeerde een revolutie in de datadragers, waardoor het opslaan, delen en meevoeren van digitale informatie eenvoudiger en betrouwbaarder dan ooit tevoren werd.