De omtrek is de totale lengte van alle zijden van een tweedimensionale vorm. Om de omtrek te berekenen, tel je de lengten van alle zijden bij elkaar op. De formule voor de omtrek verschilt per vorm:
Vierkant:
Omtrek = 4 * zijde
Rechthoek:
Omtrek = 2 * lengte + 2 * breedte
Cirkel:
Omtrek = 2 * π * r
- π (Pi) is een wiskundige constante met een waarde van ongeveer 3,14159.
- r is de straal van de cirkel, de afstand van het middelpunt tot een willekeurig punt op de cirkel.
Driehoek:
Omtrek = zijde1 + zijde2 + zijde3
Vijfhoek:
Omtrek = zijde1 + zijde2 + zijde3 + zijde4 + zijde5
Zeshoek:
Omtrek = zijde1 + zijde2 + zijde3 + zijde4 + zijde5 + zijde6
En zo verder. Voor elke veelhoek is de omtrek de som van de lengten van alle zijden.
Voorbeelden:
Bereken de omtrek van een vierkant met zijden van 5 cm:
Omtrek = 4 * 5 cm = 20 cm
Bereken de omtrek van een rechthoek met een lengte van 10 cm en een breedte van 7 cm:
Omtrek = 2 * 10 cm + 2 * 7 cm = 34 cm
Bereken de omtrek van een cirkel met een straal van 4 cm:
Omtrek = 2 * π * 4 cm ≈ 25,13 cm
Bereken de omtrek van een gelijkzijdige driehoek met zijden van 6 cm:
Omtrek = 3 * 6 cm = 18 cm
Bereken de omtrek van een regelmatige vijfhoek met zijden van 8 cm:
Omtrek = 5 * 8 cm = 40 cm
Onthoud dat de omtrek altijd in dezelfde maateenheid wordt uitgedrukt als de lengten van de zijden.
Ik hoop dat dit helpt! Laat het me weten als je nog vragen hebt over het berekenen van de omtrek van specifieke vormen.