De berekening van de oppervlakte hangt af van de vorm van het figuur waarvoor je de oppervlakte wilt weten.
Hieronder vind je de formules voor de oppervlakte van enkele veelvoorkomende vormen:
Vierkant:
Oppervlakte = zijde x zijde
Rechthoek:
Oppervlakte = lengte x breedte
Driehoek:
Oppervlakte = (basis x hoogte) / 2
Cirkel:
Oppervlakte = πr²
Cilinder:
Oppervlakte zijwand = 2πrh
Oppervlakte boven- en onderkant = πr²
Totale oppervlakte = 2πrh + 2πr²
Bol:
Oppervlakte = 4πr²
Waarbij:
- π is een wiskundige constante met de waarde van ongeveer 3,14159
- r is de straal van de cirkel of bol (de afstand van het middelpunt tot een randpunt)
- h is de hoogte van de driehoek of cilinder (de afstand tussen de top en de basis)
Naast deze basisformules zijn er ook formules voor de oppervlakte van meer complexe vormen, zoals trapeziums, ellipsen en prisma’s.
Voorbeelden:
- Wat is de oppervlakte van een vierkant met een zijde van 5 cm?
Oppervlakte = 5 cm x 5 cm = 25 cm²
- Wat is de oppervlakte van een rechthoek met een lengte van 10 cm en een breedte van 7 cm?
Oppervlakte = 10 cm x 7 cm = 70 cm²
- Wat is de oppervlakte van een driehoek met een basis van 8 cm en een hoogte van 6 cm?
Oppervlakte = (8 cm x 6 cm) / 2 = 24 cm²
- Wat is de oppervlakte van een cirkel met een straal van 4 cm?
Oppervlakte = π * 4 cm² = 16π cm² (of ongeveer 50,27 cm²)
Heb je een specifieke figuur waarvoor je de oppervlakte wilt berekenen? Geef dan de afmetingen van de figuur en ik kan je helpen met de berekening.