Een priemgetal is een natuurlijk getal groter dan 1, dat precies twee delers heeft: 1 en zichzelf.
Hiermee bedoelen we dat je dit getal op geen enkele manier kunt splitsen in twee kleinere, gehele getallen (behalve 1 en zichzelf) die allebei opgaan in het oorspronkelijke getal.
Voorbeelden van priemgetallen zijn: 2, 3, 5, 7, 11, 13, 17, 19, 23, enz.
Laten we eens naar een paar voorbeelden kijken om het concept beter te begrijpen:
- 5 is een priemgetal: De enige delers van 5 zijn 1 en 5. Je kunt 5 niet schrijven als het product van twee kleinere, gehele getallen.
- 6 is geen priemgetal: De delers van 6 zijn 1, 2, 3, en 6. Je kunt 6 wel schrijven als het product van twee kleinere, gehele getallen (bijvoorbeeld 2 x 3).
Priemgetallen zijn belangrijk in de wiskunde omdat ze de basis vormen voor de getallentheorie. Ze worden gebruikt in allerlei toepassingen, zoals cryptografie (versleuteling van informatie) en computerwetenschappen.
Wiskundigen blijven gefascineerd door priemgetallen en proberen voortdurend nieuwe, grotere priemgetallen te ontdekken. Er zijn oneindig veel priemgetallen, maar het is lastig om te bepalen of een heel groot getal een priemgetal is.