Jezus sprak waarschijnlijk Galilees Aramees, een dialect van het Aramees dat in die tijd in Galilea gesproken werd.
Het is wellicht verrassend dat Jezus niet in het Hebreeuws sprak, de taal van de Hebreeuwse Bijbel. In die tijd was Hebreeuws een heilige taal die vooral gebruikt werd voor religieuze doeleinden. De meeste mensen in Galilea spraken Aramees als omgangstaal.
Naast Aramees zou Jezus mogelijk ook Grieks hebben gekend, aangezien dat de taal van de Romeinse overheersers was en in internationale handel en bestuur werd gebruikt.
De taal waarin de Evangeliën geschreven zijn is Koinè-Grieks, de toenmalige standaardvorm van het Grieks.
Het is belangrijk om te weten dat er geen geluidsopnames zijn van Jezus die spreekt, dus onze kennis van zijn taal is gebaseerd op historische en taalkundige studies.
Hier zijn enkele bronnen die meer informatie geven over de taal van Jezus: