In wetenschap en onderzoek is een hypothese (meervoud: hypothesen) een voorlopige verklaring voor een waargenomen verschijnsel. Het is een weloverwogen vermoeden of educated guess over de relatie tussen variabelen.
Een goede hypothese is:
- Testbaar: De hypothese moet getoetst kunnen worden door middel van een experiment of observatie.
- Falsifieerbaar: De hypothese moet weerlegbaar zijn. Dit betekent dat er een mogelijkheid moet bestaan om de hypothese onjuist te verklaren.
- Specifiek: De hypothese moet specifiek genoeg zijn om een duidelijke voorspelling te doen over de uitkomst van een experiment of observatie.
Het proces van hypothesen is een essentieel onderdeel van de wetenschappelijke methode.
Hier ziet u de stappen in de wetenschappelijke methode:
- Observatie: Er wordt een waarneming of probleem vastgesteld.
- Vraagstelling: Er wordt een vraag geformuleerd over de waarneming of het probleem.
- Hypothese: Er wordt een hypothese opgesteld als mogelijke verklaring voor de waarneming of het probleem.
- Toetsing: De hypothese wordt getoetst door middel van een experiment of observatie.
- Analyse: De resultaten van het experiment of de observatie worden geanalyseerd.
- Conclusie: Op basis van de analyse wordt een conclusie getrokken over de juistheid of onjuistheid van de hypothese.
Het doel van een hypothese is niet om per se waar te zijn, maar om een uitgangspunt te vormen voor verder onderzoek. Door de hypothese te testen, kunnen wetenschappers meer leren over de waarneming of het probleem en de relatie tussen variabelen.
Voorbeelden van hypothesen:
- Planten die meer zonlicht krijgen, zullen sneller groeien dan planten die minder zonlicht krijgen.
- Studenten die meer studeren, zullen hogere cijfers halen op hun examens.
- Aspirine vermindert hoofdpijn.
Zoals je ziet, zijn hypothesen verklaringen die getoetst moeten worden. Of de hypothese waar is of niet, door het testen ervan komen wetenschappers dichter bij de waarheid.